In ons jubileumjaar is het leuk om terug te kijken naar het begin van de Afdeling Archeologie. Hoe waren we georganiseerd en gingen we toen te werk?
Archeologie binnen de organisatie
De Afdeling Archeologie startte 40 jaar geleden niet als zelfstandige afdeling, maar was onderdeel van de gemeentesecretarie Afdeling VOM (Verkeer Openbare werken, Monumentenzorg). Bij Monumentenzorg werd eerst een archeoloog, de stadsarcheoloog, aangesteld. Nadat een assistent-archeoloog (via uitzendbureau) en een tekenaar (een vrijwilliger) waren aangenomen volgden al snel een historicus en een restaurator. Vanaf toen werd het de Sectie Archeologie.
Na een grote reorganisatie werd de inmiddels al flink gegroeide sectie een heuse Afdeling als onderdeel van de net opgerichte Dienst Stadsbeheer, Sector VEA (Voorlichting, Educatie, Archeologie).
Wetgeving
De archeologie was nauwelijks beschermd. Voor het realiseren van een opgraving was vooral veel overtuigingskracht nodig. Er was ook geen beleid om een project te kunnen financieren.
Gelukkig is archeologisch onderzoek tegenwoordig ingebed in wetgeving (bestemmingsplannen) en moeten onderzoeken voldoen aan wettelijke eisen.
Tekenen en meten
Vondsten werden nog op millimeterpapier geschetst en daarna met tekenpen (Rotring) op calqueerpapier overgetrokken. Tegenwoordig gebruiken we digitale (meet-) technieken, zoals fotoscanning.
Veldtekeningen werden gemaakt op grote polyester-vellen die vervolgens werden ingekleurd met kleurpotlood en daarna geïnkt. Zulke tekeningen werden met een repro-camera gefotografeerd en op een kleinere schaal afgedrukt om overzichten te genereren.
Opgravingen werden in kaart gebracht, door meetsystemen uit te zetten die altijd waren gerelateerd aan gevels van bestaande, goed op kaart getekende, gebouwen. Men maakte gebruik van meetlinten, jalons (om lijnen “door te zichten”) en hoekspiegels. Om de hoogte van de sporen te bepalen werden waterpassen ingezet.
Halverwege de jaren ‘90 begonnen we ervaring op te doen met theodolieten om de positie ten opzichte van gebouwen vast te leggen. GPS was niet bruikbaar tot ongeveer het jaar 2000.
Fotografie
In het veld liep men toen altijd rond met twee camera’s. Van elk spoor werd een zwartwit-foto (voor publicaties) en een kleurendia (tbv lezingen) geschoten. Nu maakt men gebruik van digitale camera’s, een drone voor luchtfoto’s en worden funderingen met een 3D-scanner ingemeten (Artec Leo).
Voorbeeld van een 3D weergave van funderingen op het Binnenhof (2022).
Volg de link naar sketchfab.com.
ICT
In de eerste jaren klonk het geratel van 2 typemachines op de kantoorplek. Er was een telefoon en de gemeentesecretarie had één fax-toestel, daar kon je een bericht laten faxen en daar kwamen ook de externe faxen binnen. Die werden dan door een fax-medewerker naar de werkplek gebracht.
Pas na een jaar of 5 kwam de eerste computer, een Wang voor tekstverwerking. In Lotus-123 begonnen we me het opzetten van een database voor het bijhouden van veldgegevens en het fotoarchief.
Ook de communicatie met de mensen in het veld verliep een stuk moeizamer: er was nog geen mobiele telefonie, de archeoloog in het veld had een semafoon. Wanneer die piepte, moest hij bij een dichtbijgelegen bedrijf, waar afspraken mee waren gemaakt, of een telefooncel naar kantoor gaan bellen.
Arbo
40 jaar geleden had men nog niet zoveel oog voor de veiligheidsaspecten en de werkkleding die daarbij hoort; zomers werkten we op blote voeten, in het najaar werkten we op gymschoenen met versleten profielen om de sporen in geschaafde vlakken niet te veel te beschadigen.
Doorwerk-jassen en veiligheidsschoenen waren nog niet beschikbaar, we maakten gebruik van eigen kleding (bv een isolatie-jas uit je militaire diensttijd).