Steentijd
Aan het begin van het vierde millennium v. Chr. vestigden de eerste bewoners zich in de omgeving van Den Haag. De eerste bewoners die we rekenen tot de midden-neolithische Hazendonkcultuur, bouwden kleine huizen en begroeven hun doden op lage duintjes te midden van de kwelders achter de oudste strandwal. Ze waren daar beschermd tegen invloeden van de zee en woonden in een uiterst voedselrijke omgeving die hen in staat stelde te profiteren van het beste van twee werelden. Enerzijds kon men teren op de oude tradities van jacht, verzamelen en visvangst, maar ook kon men de nieuwe ideeƫn over akkerbouw en veeteelt in de praktijk brengen.
Rond 3300 v. Chr. veranderde de leefomgeving van deze bewoners drastisch. De strandwal die hen beschermde tegen de zee zorgde er ook voor dat het neerslagoverschot in het achterland niet kon worden afgevoerd. Het gevolg was een stijgende grondwaterspiegel en een uitbreiding van het grote veenmoeras dat in het oosten lag. De duintjes verdronken langzaam en werden uiteindelijk afgedekt met veen. Cultureel gezien vond in deze tijd een verandering plaats; althans, het veelal emmervormige Hazendonkaardewerk werd vervangen door potten met een S-profiel die we kennen als Vlaardingenaardewerk. De bewoners van de duintjes werden gedwongen te vertrekken, maar vestigden zich niet direct op de strandwal van Rijswijk-Voorschoten; blijkbaar had de zee nog teveel invloed en was het niet veilig genoeg.
Vanaf ongeveer 2900 v. Chr. zien we dat deze strandwal wel voorzichtig werd geƫxploiteerd. Een voorbeeld is de vindplaats Wateringse Binnentuinen, waar de resten van een jachtkampje zijn blootgelegd. Het duurde niet lang of de gehele strandwal van Den Haag tot en met Voorschoten leek bezaaid met nederzettingen. Daarbij moeten we ons wel bedenken dat we praten over een periode van bijna zevenhonderd jaar en dat deze nederzettingen niet allemaal tegelijkertijd bewoond zijn. Opmerkelijk is dat de eerste bewoners hier braken met de lange traditie van het jagen en verzamelen en zich vrijwel volledig toelegden op landbouw.