17 juli 2024
In de eerste helft van de jaren 50 van de twintigste eeuw werd door een Haagse motoragent, Herman Peeters op Solleveld een vroegmiddeleeuws, Merovingisch, grafveld ontdekt. Hij verzamelde uit dat grafveld urnen en melde de vondst bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), tegenwoordig onderdeel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook beschreef hij zijn ervaringen in het nog jonge blad Westerheem van de Archaeologische Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland (AWWN). Dat tijdschrift ontwikkelde zich in de jaren daarna als een van de snelle media waarin archeologische vondsten van Nederland gepresenteerd werden. De hoofdredacteur van dat blad was dan weer medeoprichter van de AWWN Henk Verhagen.
Naar aanleiding van de vondsten deed eerst de ROB een verkennend onderzoek op het terrein en vanaf 1955 werd door het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) onderzoek uitgevoerd. Het grafveld leek atypisch, de vondsten beperkte zich tot urnen, met uiteraard crematieresten. Begravingen leken te ontbreken. De slechte conservering van het grafveld, slechts decimeters onder het toenmalige maaiveld, zal daar zeker een rol in gespeeld hebben. In 2004 was opnieuw onderzoek aan het grafveld nodig. Nu werd het onderzoek door de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag uitgevoerd. Naast negen crematies werden nu ook 4 begravingen gevonden. Hieronder waren een bootvormig graf en een wapengraf. Ook een lijksilhouet hoort bij deze kleine groep graven. Dat silhouet was alleen doordat het niet te zonnig was en daardoor snel uitdroogde, zichtbaar.
Negen lijkt een soort van magisch getal te zijn bij dit grafveld. Peeters had namelijk negen urnen zelf gehouden, wel heeft hij ze vooronderzoek aan het RMO beschikbaar gesteld. Toen echter zijn weduwe in de jaren ‘90 van de twintigste eeuw die urnen aan de gemeente overdroeg, waren het er maar acht. Waar was die negende urn gebleven?
Dat mysterie is begin juni van 2024 opgelost. De afdeling Archeologie ontving een email die begon met “Ik ben via mijn vader in het bezit van een Merovingische urn, afkomstig van opgraving bij Solleveld”. Haar vader was de eerdergenoemde hoofdredacteur van Westerheem. Hij en Peeters waren bevriend en de laatste heeft de urn cadeau gedaan. Nu ongeveer 70 jaar later veel van deze amateurarcheologen zijn overleden, blijven dergelijke vondsten soms in de inboedel achter. In dit geval met de duidelijke instructie “dat de archeologische vondsten die nog in haar bezit waren zoveel mogelijk op de juiste plek” terecht moesten komen.
De urn is nu onderdeel van de complete collectie “Peeters urnen”. Toen de urnen in de jaren 50 werden gevonden, zaten er crematieresten in. Van de acht eerder teruggegeven urnen waren deze resten vermengd geraakt. Ook bij de negende urn zitten crematieresten. Onderzoek moet uitwijzen of deze resten ook van meerdere individuen afkomstig zijn. Als het om één individu gaat, opent dat mogelijkheden om onderzoek te doen naar de ouderdom en geslacht van de overledene.
Het bootvormige graf uit 2004 was en is voor Nederland uniek, maar komt in die periode in Scandinavië, Nood-Duitsland en Oost-Engeland vaker voor, wellicht dat ook in de crematiegraven iets van zo’n internationale link te zien is. Isotopenonderzoek, specifiek strontium in tanden en kiezen geeft een indicatie waar iemand in zijn of haar jeugd woonde. Hoe mooi zou het zijn als we nu, 1200 jaar later kunnen laten zien dat iemand zijn jeugd in bijvoorbeeld Noorwegen doorbracht en in Den Haag is gecremeerd.
De resultaten van deze onderzoeken zullen te zijner tijd op de website van Archeologie gedeeld worden.